Zeven Pietjes pakken cadeautjes in
7 Pietjes pakken cadeautjes in
één gaat er weg, hij heeft geen zin.
6 Pietjes klimmen op het dak
één gaat er weg, hij heeft een lege zak.
5 Pietjes bakken speculaas
één gaat er weg, hij moet naar Sinterklaas.
4 Pietjes fietsen door het land
één gaat er weg, hij heeft een slappe band.
3 Pietjes maken marsepein
één gaat er weg, hij vindt het niet fijn.
2 Pietjes halen schoentjes leeg
één gaat er weg, omdat hij niets kreeg.
1 Pietje is nu helemaal
alleen hij gaat snel naar bedje toe
nu zie je er geen één.