Op een tak, op een tak zat een dikke slak
En die droeg een slakkenhuisje,
Kriebelknabbelknuisje.
Dat bracht ze naar de zwarte kat
Die geen enkel huisje had.
Wat is dat, wat is dat zei de zwarte kat
Moet ik in dat slakkenhuisje,
Kriebelknabbelknuisje.
Dat is voor mij toch veel te klein
Voor de kip zal het beter zijn.
Trippetrip, trippetrip, deed die slimme kip
En ze keek naar het slakkenhuisje,
Kriebelknabbelknuisje.
Pik, pik deed toen die kippekop
At het arme slakje op.
Het heeft een huisje
op zijn rug
daarom loopt het niet zo vlug
het kruipt langzaam
over de straat
ik denk dat je het nu wel raadt.
(slak)